Motor
De 12 bijzondere verrichtingen
Lopend achteruit parkeren in een parkeervak
De motorrijder parkeert al lopend de motor achteruit in een (parkeer)vak. Hij handelt zodanig dat hij met de motorfiets in evenwicht blijft en er geen gevaar, hinder of schade ontstaat. Ook let de examinator op het gebruik van de standaard.
Langzame slalom
De motorrijder rijdt in een slalom (bochten links- en rechtsom) tussen alle pylonen door. De examinator let voornamelijk op het in balans houden van de motor in combinatie met een juiste bediening.
Halve draai
De motorrijder maakt binnen een denkbeeldige rijbaan breedte in een vloeiende beweging een halve draai naar links of naar rechts. Deze keuze is aan de examinator.
Stapvoets rijden
De motorrijder rijdt stapvoets in een rechte lijn. De examinator let voornamelijk op snelheid, balans en een juiste bediening.
Wegrijden uit parkeervak
De motorrijder rijdt vanuit stilstand een gecontroleerde bocht naar links dan wel rechts.
Uitwijkoefening
De Motorrijder ontwijkt een obstakel door naar links uit te wijken. Na het uitwijken moet de motorrijder weer terugkomen op de eigen weghelft.
Snelle slalom
De motorrijder rijdt met een hogere snelheid in een vloeiende lijn een combinatie van linker- en rechterbochten.
Vertragingsoefening
De motorrijder begint vanuit stilstand te accelereren naar een hogere snelheid gevolgd door een vertraging en een slalom.
Noodstop
De bestuurder voert een maximale remming uit met een vooraf bepaalde lengte.
Precisiestop
De motorrijder voert een technische juiste remming uit met een korte remweg, zonder dat er sprake is van een noodstop.
Stopproef
Je rijdt aan met een constante snelheid van 50 km/uur. je draait bij het poortje het gas dicht en remt direct met beide remmen en ontkoppelt. Zorg er voor dat je met een forse, technisch goede remming tot stilstand komt. Je schakelt kort voor stilstand naar de eerste versnelling.